To Elias Paravicini de Capelli, 23 oktober 1780
WelEdele Geboore Gest: Heer
Den Heer Elias Paravicirij
de Cappelli, Capiteijn jngenieur
Comandant van Calpettij en Putulan
Residerende.
Te Calpettij.
Mijnen Teeder Geliefden, en Dierbaarsten zoon.
Met het grootste genoege en hertelijke Vreugde heb ik uwEd:
waarden brief, door D’Heer Pauw ontfangen gedatteert
Calpettij den 2 Novr: 1779 waar uijt ik met groot leed
weesen en ongerusthijd heb verstaen dat uwEd: buijten
staet was om breedvoeriger mijn brief te kunnen beant
woorden, weegens de nagebleven zwakhijdt eener ziekte
die t’hans door Gods genaade meest over was. Ag mijn dierbaar
sten zoon, ik ben en blijve egter in gedurige angstvallige
bekomering en vreese ten opzigte van uwEd: mijn zeer
lieven en Dierbaarsten zoon: de Heere Godt hoop en Wens
ik, zal mijne zughten en verlangens genadiglijk verhoo
ren, en uwed: in Volmaakte gesonthijd, en Kraghten
herstelt hebben, en uwed: mijn Veel Geliefden Zoon, tot
in een hoogen ouwderdom, geluckig en voorspoedig maeken
in alle uwe onderneemingen.
D’Heer Pauw heeft mij hier laeten ontfangen per Wissel de
some van f 300g: zoo drae ik zijn’ed: kennis, van uwEdle
order heb gegeeven, waar voor ik drie eens luijdende qui
tantien, heb toe gesonden.
ontfangt mijne hertelijke danck zegginge mijn teeder gelief
den zoon, voor alle de bewijsen, van uwed: zorge en liefde,
voor uwed: ouwde moeder. De Heere Godt, vergelde uwed:
duijsent vouwdig alle uwe Weldaeden, aan mij tot mijn
troost en bestaan, tot hier toe hebt gelieven te bewijsen,
want zonder uwed: was ik de ongeluckigste Moeder.
uwed: zuster heeft zelfs niet, en egter moet haer Ed: zorgen
voor het onderhoud van haar onnosel kind. Broeder
Eduard, heeft veel inkomste, maar een ontaard en on
naturlijk wreed, liefdeloos hert. ik klaeg, nogh vraeg
hem noijd jts, en zal het noijd doen, al moest ik het
bij vreemde zoeken. ik heb in mijn vorigen brief aan
uwed: mijn lieven zoon, breedvoerig over een en ander
raekende mijne omstandighijd geschreven, en gemelt
hoe ik bij ued: oudste geweese Zuster ben geweest en
van daer ben vertrocke, en hier in s’hage gekomen
bij Zuster M... en D’heer van Belle, daer bijvoegende
hoe wel ik hier in allen opzigten was, en daegelijks
door dien genereusen Heer, met wijn, over taeffel werd
verzorgt, zoo dat ik aan zijn Edle groote verplichting
schuldig ben.
de Doot, van zuster T... heeft ons nog onkosten veroorzakt
weegens den Rouw die wij hebben moeten aan neemen
Godt hoop ik zal haere ziel genaedig zijn geweest, en
vergeeven hebben de ontaerde behandeling die ick
van haer ondergaen heb. ik heb gehoord dat de Doghter
door haer Broeder, in de West zal afgehaelt werden
en Tekenborg kan van zijn Pensioen leeven; hij zal
niet bedroeft zijn, want hij had niets te zeggen […]...
ik ben verwondert, mijn veel geliefden zoon, dat uwed: niets
meldt van
dat haar ed: tot uwed: vreugd, en genoege nog in leeven
zal zijn en blijven. dit wens ik van herten.
ag, mijnen Dierbaarsten zoon, het zal nu mogelijk den laes
ten brief zijn, die ik nu het geluck heb aan uwEd te schrij
ven, ik heb nu op den laesten auguste deeses jaars, 82
jaar ouderdom mogen beleeven, met gezondhijd, en de
lichaems kragten, naa die hooge jaeren.
ontfangt dan nogh maals mijnen teeder Geliefden zoon
mijnen Moederlijken zeegen en Dankbaarhijd voor de
bewijsen van uwEd: zorge en liefde aan mij tot hier toe
beweesen; en als ik niet meer zal zijn, zoo bidde ik uwEd:
dat mijne lieve Doghter M: uwEd: waarde zuster en
haere kinderen, mijne plaats bij uwEd: moogen ver
vullen. de Heere Godt, zeegene en Maeke uwEdEd: Voor
spoedig, en geluckig, in alle uwe onderneemingen
tot in eenen hoogen ouwderdom met alle die UwEd:
lief en waardig zijn. á dieu duijsent maal mijnen
waarden zoon, vergeet uwe Waarde, ongeluckige zus
ter en haar onnoosel kind niet, de Heere Godt zal
het uwEd:dubelt vergelden a Dieu
..........
á Dieu Duijsent maal mijnen Teeder Geliefden
en Dierbaarsten zoon; de Heere Godt neeme uwEd: onder
zijne Bescherminge alle de daegen uwes Leevens
en naa uwEd: met de teederste moederlijke liefde-
omhelst te hebben, verblijve ik tot in de Doot.
Mijnen teeder Geliefden, en Dierbaarsten zoon.
uw Edele Getrouwe liefheb
bende Moeder. de Weduwe
Paravicirij de Capelle. Gebre
van Woensel.
S’hage den 23e october 1780.
p:s: mijnen Dierbaersten zoon, ik heb een Vrindelijck
verzoek voor het laeste aan uwEd: te doen, indien
zulks kan zijn zonder uwEd: te jncomodeeren, en het
welke mij aangenaem zoude zijn zonder uwEd: te
incomoderen. het zal uwEd: bekent zijn dat uwEd:
de goedhijd, heeft gehadt, aan mij door D’heer Pauw
toe te zenden, drie ankers goede wijn, waar voor ik
noghmaels, uwEd: van herten Danckbaar blijve.
jn deesen melde ik uwEd: dat onsen genereusen
en Edelmoedigen Heer en Vrind, Van Belle, zeedert
ik het geluck heb, bij zijn Ed: in te woonen, aan mij
daegelijks, van zijn ed: mijn middags en s’avonds
niet laet ontbreeken; nu wenste ik mijn lieven
zoon in staet te zijn, door uwEd: goedhijd, en geene
reuse sentimente, aan zijn Weled: te willen ver
gelden, de goedhijd en zorge van zijn Ed: en zuster M...
welcke ik daegelijks geniet. ik melde dit aan uwEd:
buijten hun weeten, dus mijnen teedere Geliefden
zoon, dus zal uwEd: naa goedvinde doen.
P:S: uwEd: Waarde Zuster Falconi, was in hoope en
verwagtinge van uwEd: tijdinge volgens belofte te
mogen ontfangen pt:2e Besending deses jaers
maar dit genoegen niet gehadt hebbende zoude haer
Eds: Eghter hertelijk gaerne nog per dese occasie aan
uwEd: schrijven dogh haeren droevigen en pijnelijke
toestant verhindert sulks tot haer leetwesen, zo dat
haer Ed: mij versoekt uwEd: voor haer op het teederste te
omhelsen, haer persoon en geliefde kinderen in uwEd:
gunst en liefde beveelende en met een opregt zuster
lijk herte uwen voorspoedt en bestendige Welvaert
van Godt wenschende. A Dieu Dierbaeren zoon
en Broeder. A Dieu